Twee Haagse broers zien hun carrières in Nederland min of meer stranden en besluiten een oude jongensdroom na te jagen: een transportbedrijf in Congo en leven en werken met en tussen de lokale bevolking. Al snel lopen ze tegen de snoeiharde Congolese realiteit op. Na twee jaar moeten ze, verdoofd door alle intimidaties, vaststellen dat ze volledig zijn leeggestolen. En toch steekt steeds sterker de gedachte de kop op: Dit kan niet waar zijn! Er moet nog iets anders zijn behalve al die gekkigheid.
Ze krijgen de kans de inkomsten van hun bedrijf te vergroten door twee duwboten, zgn. Grand Pousseurs, te managen op de rivier de Congo. De auteur leert steeds meer over de stammencultuur waarbij men hardnekkig vasthoudt aan begrippen en tradities die door de eeuwen heen zijn ontstaan en waarnaar bij elke gelegenheid wordt teruggegrepen.
Zo worden overal in Congo nog regelmatig traditionele hoofden geïnitieerd die de macht krijgen over de mensen in hun dorp, district of provincie, want wie veel en overtuigend praat, daar wordt naar geluisterd.
De initiaties gebeuren tijdens ceremonies waarbij het hele dorp aanwezig is en de ingewijde krijgt eigenschappen toebedeeld die het mogelijk maken een beroep te doen op metafysische gedachten van voorouders of op krachten uit de natuur.
Tijdens de nachtelijke ceremonie in dit boek betwisten twee oude maîtres coutumiers - traditionele hoofden - elkaar de macht. Het wordt een broeierige nacht vol hallucinerende gebeurtenissen ten overstaan van een uitzinnige kring deelnemers. Wat er precies is gebeurd die nacht is bizar genoeg, maar deze mystieke ceremonie is van zo'n groot belang dat een geheim wordt ontsluierd en dat biedt een tegenwicht aan dit knettergekke Congo.